Koffiecrisis: Burundese boeren vechten voor hun koffiefabrieken

Momenteel loopt de campagne van Broederlijk Delen ‘Maak ons overbodig’. Die richt de aandacht op de koffieboeren in Burundi. Zij lijden zwaar onder de doorgevoerde privatiseringen van de koffiefabriekjes. Met hun boerenbewegingen eisen ze zowel de eigendom van de koffie op als van het grootste deel van de verwerkingsfabriekjes.

Onderstaande tekst verscheen op deWereldMorgen.be en is mee van de hand van Hasseltse Wereldwinkelier Wim Schalenbourg, landbouwingenieur- en connaisseur.

“Ik zit al in de koffieteelt van mijn zeven jaar”, vertelt Anthère, een koffieboer uit het noorden van Burundi. “Ik kon weliswaar mijn lagere school afwerken, maar daarnaast bestond het leven uit koffie, koffie en koffie.”

Net als de familie van Anthère en Sylvie halen maar liefst 600.000 Burundese families het grootste deel van hun inkomsten uit de koffieteelt. Meer dan 40 percent van de mensen op het platteland heeft een klein koffieperceeltje, gemiddeld 30 op 40 meter groot. Zonder koffie zouden zij het erg moeilijk hebben om in hun basisbehoeften te voorzien: een stevig dak op hun huis, schoolgeld voor de kinderen, geld om naar de dokter te gaan, en middelen voor belangrijke sociale gebeurtenissen zoals trouwfeesten en begrafenissen.

Koffie genereert dus een inkomen voor de boeren op het platteland waar weinig economische alternatieven voorhanden zijn. En dat was precies de bedoeling van de missionarissen die de eerste koffieplantjes in het begin van vorige eeuw in Burundi introduceerden.

Een koffieplantage dient bovendien ook als garantie voor een microkredietinstelling: bezit je een koffieplantage, dan kan je makkelijker een lening krijgen.

Niet alleen voor de boeren, maar ook voor de overheid is koffie van enorm belang. Koffie vertegenwoordigt jaarlijks 50 tot 80 percent van de waarde van de Burundese uitvoer en daarmee is het een belangrijk product voor de handelsbalans. En net als de vroegere koloniale bezetter nu bijna honderd jaar geleden, is het ook voor de huidige Burundese staat van cruciaal belang om voldoende financiële middelen uit koffie halen.

Een eeuw koffiegeschiedenis

De Belgische koloniale administratie begint in de jaren dertig met de grootschalige aanplanting van koffie. Dat gebeurt met harde hand: Burundese boeren worden verplicht koffiestruiken te verbouwen. In de jaren 1950 kent de koffieteelt een enorm succes, maar na de onafhankelijkheid van Burundi in 1962 daalt de koffieproductie. Het politieke klimaat is instabiel en voor de bevolking blijft koffie een symbool van koloniale uitbuiting. Tot 1976 is de koffiesector in privé-handen. De overheid komt tussen in onderzoek en voorlichting, voor investeringen in de verwerking na de oogst en bij het vastleggen van de prijs voor de koffieboer.

In 1976 nationaliseert de overheid de privéfabrieken: alle koffieactiviteiten worden toevertrouwd aan het OCIBU, het nationaal agentschap voor koffie. De koffieplantages kennen door de overheidspromotie een sterke uitbreiding en de overheid investeert in kwaliteitskoffie door 133 koffiefabrieken op het platteland te installeren. In deze fabriekjes worden de koffiebessen gefermenteerd, van hun vruchtvlees ontdaan, gewassen en gedroogd. Toch plukken de boeren de vruchten van de overheidsinspanningen niet. Anthère: “We verdienden amper iets met onze koffie. In de loop van de jaren stegen de prijzen wel wat, van 7 tot 15 Burundese frank per kilo. Maar het bleven spotprijzen, en als we zelf geen actie hadden ondernomen was er vandaag misschien nog steeds niets veranderd.”

Koffiecrisis door lage prijzen

De dalende wereldmarktprijs van koffie en de prijszetting door het OCIBU leveren de boeren in de jaren ’70 en ‘80 amper iets op, waardoor ze weinig in hun koffieplantages investeren. Het land zit nu met verouderde en weinig productieve koffieplantages. “De oude koffieplantages geven slechts om de twee jaar een goede oogst”, vertelt Deogratias Niyonkuru, directeur van ADISCO, partnerorganisatie van Broederlijk Delen. “In 2009 produceerde Burundi maar 6.000 ton koffie, tegenover 27.000 ton in 2008. Zo kreeg het land meer dan vier keer minder deviezen binnen. Een drama. De boer die in 2008 misschien 50 euro verdiende om onder andere zijn kinderen naar school te kunnen sturen, kreeg in 2009 maar 12 euro meer.” ADISCO vindt het belangrijk andere teelten te promoten zodat de boeren minder afhankelijk worden van de sterk wisselende inkomsten uit de koffieteelt. De laatste tien jaar ondervindt Burundi ook gevolgen van de wereldwijde klimaatverandering: uitzonderlijk droge of natte periodes hebben hun invloed op de koffieoogsten.

Ook in goede jaren kregen de Burundese koffieboeren steevast een lagere prijs dan koffieboeren uit de buurlanden, ondanks de goede kwaliteit van hun koffie. Dit komt door het monopolie op de koffieverkoop van het inefficiënte OCIBU, de conflictsituatie sinds 1993 en prijsafspraken tussen grote internationale opkopers om de prijzen te drukken. Het OCIBU houdt de prijs voor de koffieboeren stabiel, maar laat hen nooit van de sterke prijsstijgingen meeprofiteren. Hun inkomsten dekken amper de productiekosten terwijl de ambtenaren in verwerkingsbedrijven en administratie wel goede lonen krijgen. Hervormingen van de koffiesector zijn nodig, ook voor de boeren.

Privatisering voor en na de oorlog

In 1986 leggen de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds Burundi een structureel aanpassingsprogramma op: het land moet zijn overheidsbedrijven privatiseren. Dat geldt in de eerste plaats voor de koffiesector die nog volledig in handen is van de Burundese staat. Privékapitaal wordt ingebracht in staatsorganen zoals het OCIBU en vijf nieuwe maatschappijen worden opgericht om de 133 koffiefabriekjes op het platteland te beheren, terwijl de koffiesector onder sterke staatscontrole blijft. Door deze eerste hervormingen valt de technische ondersteuning van koffieboeren door de staat zo goed als weg.

In 1993 barst de burgeroorlog los en worden verdere privatiseringsplannen in de koelkast geplaatst. Net als Anthère slaan honderdduizenden boeren op de vlucht. Omdat het soms te gevaarlijk is om je in de heuvels te wagen laten  vele boeren noodgedwongen hun plantages verkommeren.

Na de vredesakkoorden in 2000 kunnen de hervormingen van de koffiesector hernomen worden. Onder externe druk beslist de Burundese overheid in 2006 de koffiesector helemaal te liberaliseren. Koffie moet niet meer via de officiële veiling passeren, maar kan rechtstreeks aan uitvoerders verkocht worden. Verder moeten de staatsaandelen in het OCIBU en andere bedrijven verkocht worden, net als de 133 koffiefabriekjes die nog volledig in staatshanden zijn. Die verkoop is onderwerp van hevige discussies tussen koffieboeren en andere actoren in de koffiesector. Vooral de koffiefabriekjes zijn van strategisch belang: de economische speler die deze verwerft kan de koffiesector controleren tot en met de uitvoer. En dat weten de koffieboeren ook.

Basis van een boerenbeweging

De koffieboeren hebben zich in minder dan 15 jaar weten te organiseren in een beweging die van de basis tot de top sterk geëngageerd is rond haar socio-economische eisen. Nu de technische begeleiding van de koffieboeren sterk verminderd is, wil de overheid dat de boeren elkaar ondersteunen en begeleiden. In 1996 start INADES, partner van Broederlijk Delen met een pilootproject in opdracht van de overheid. “We kwamen snel tot de conclusie dat boeren erg wantrouwig staan tegenover de overheid door de onrechtvaardige prijzen”, vertelt Richard Sahinguvu, directeur van INADES. “De staat, de verwerkers en de uitvoerders nemen de beslissingen onder elkaar zonder de koffieboeren te betrekken.”

INADES zoekt naar sterke personen die de koffieboeren rond de koffiefabrieken kunnen vertegenwoordigen. Samen met die boeren ontdekt INADES wat de koffieboeren kan samenbrengen: beter transport van de koffiebessen naar de fabriekjes, betere controle op de weging bij verkoop en vooral betere prijzen voor de koffie. De eerste verenigingen zien het licht, en splitsen zich op naargelang ze groter worden en meer leden aantrekken. De koffieverenigingen huren vrachtwagens om de koffiebessen van de plantages naar verzamelpunten te brengen. Richard: “De verenigingen zorgen voor de registratie van de hoeveelheden, controleren de weging en houden de betalingen bij. Boeren die niet kunnen lezen of schrijven worden niet meer door opkopers bedrogen.” Ze spelen ook een belangrijke rol bij de efficiënte verdeling van inputs die door de overheid ter beschikking gesteld worden, en sommige verenigingen organiseren collectieve snoeibeurten in de koffieplantages. Anthère is opgetogen over de diensten aan de boeren: « Dankzij de koffieverenigingen hebben we nu toegang tot alles wat voorheen moeilijk te krijgen was: meststoffen, landbouwgereedschap en bestrijdingsmiddelen.”

Van vereniging tot confederatie

Sinds 2000 organiseren de verenigingen van koffieboeren zich in unies bij elke koffiefabriek. Die unies groeperen zich in vijf regionale federaties. De georganiseerde koffieboeren nemen steeds meer de sector in handen, van het onderhoud van de koffieplantages tot de verkoop van de koffie. Door eigen solidariteitskassen hebben boeren makkelijker toegang tot krediet. Om ook op nationaal niveau gehoord te worden richten de federaties in 2004 een Nationale Confederatie van Verenigde Koffieboeren op, de CNAC.

Door lobbywerk van de koffieboeren gaat 72 percent van de exportprijs van koffie naar de boeren. Nog eens 24 percent wordt verdeeld onder de andere actoren van de sector en 4 percent wordt geïnvesteerd in productiemiddelen en omkadering. Dit akkoord uit 2007 zorgt ervoor dat de koffieboeren in de praktijk de helft meer krijgen voor hun koffie dan voorheen. Anthère laat trots zijn huis en zijn plantage zien: “Door de betere prijzen heb ik kunnen investeren in mijn koffieplantage. Dankzij de winsten leef ik nu veel beter dan voorheen.”

Eigenaar van hun koffie

De koffieboeren willen dat de koffiesector hervormd wordt: jarenlang waren zij slachtoffer van het inefficiënte beheer door overheidsorganen die hun winsten afroomden. Maar ze zijn wel tegen de manier waarop de privatiseringen plaatsvinden. Ten eerste eisen de koffieboeren de eigendom van de koffie op en vragen ze daarom meer inspraak in de verwerkingsketen. “Wij zijn de rechtmatige eigenaars van de koffiefabriekjes”, vindt Macaire Ntirandekura, koffieboer en voorzitter van de CNAC. “Als koffieboeren hebben we enorm veel bijgedragen aan de terugbetaling van de lening die de overheid aanging om de koffiefabriekjes te bouwen. Naast de belastingen die alle Burundezen moeten betalen, hebben wij meer dan 10 jaar lang 60 Burundese frank extra heffing per kilo koffie betaald. Als je die bedragen samentelt, kan je niet anders dan besluiten dat een groot deel van het kapitaal van de koffiefabrieken aan ons toekomt, de boeren.”

Het woord van de President

In zijn toespraak op 1 mei 2007, Feest van de Arbeid, verklaart president Pierre Nkurunziza dat de koffie van de kweekbedden tot en met de export de volle eigendom is van de boer. Maar de strategie die de regering in december 2008 goedkeurt voor de terugtrekking van de staat uit de koffiesector, bevat twistpunten die de eerdere verklaring van de president afzwakken. Zo zouden de boeren bij de verkoop van de koffiefabrieken nu gegarandeerd 25 percent van de aandelen van de verkochte koffiefabrieken krijgen, maar hoe ze die in de praktijk moeten verwerven is helemaal niet duidelijk. De 133 te verkopen koffiefabrieken worden wel in loten verdeeld en in juni 2009 lanceert de overheid een oproep aan investeerders. In augustus worden drie loten van in totaal 13 fabrieken per opbod verkocht aan de Zwitserse multinational Webcor. De koffieboeren protesteren. Macaire: “De overheid respecteert de wettelijke procedures niet. De referentiewaarde van de fabrieken moest bekend gemaakt worden voor de verkoop en de verkoop zelf moest eerst door het parlement worden goedgekeurd.” Volgens de koffieboeren worden de fabrieken aan een veel te lage prijs verkocht. De CNAC betreurt ook dat de huidige regeling weinig kansen geeft aan Burundese kandidaat-kopers. Ondervoorzitter Mélance Hakizimana: “Je moet een bankrekening hebben met een saldo van één miljoen dollar sinds minstens drie jaar om in aanmerking te komen. Dat is buiten ons bereik.” Er bestaat geen schadeloosstelling van de boeren die eigenaar waren van de grond waarop de koffiefabrieken werden gebouwd, de boeren krijgen de beloofde 25 percent aandelen niet in handen en bovenal, de koffie die deze fabrieken verwerken wordt het eigendom van Webcor en niet meer van de koffieboer. Een resultaat dat mijlenver afligt van het mooie presidentiële discours.

Onder druk van de Wereldbank gaat de Burundese overheid verder met de privatisering, zonder dat de onduidelijkheden weggewerkt zijn. Het OCIBU wordt vervangen door een agentschap voor controle en regulering van de koffiesector (ARFIC) en een nieuwe instantie, de Intercafé, wordt opgericht voor dagelijks beheer van productie, verwerking en verkoop van koffie. De Intercafé is een inter-professioneel overlegorgaan met vertegenwoordigers van de verschillende actoren in de sector, waaronder de koffieboeren.

De boeren protesteren

Aan het kantoor van de koffiefederatie Bonakure in Kayanza is het erg druk: vertegenwoordigers van de koffieverenigingen zijn samengekomen om een betoging voor te bereiden. Koffieboerin Estelle: “We willen laten zien dat we niet akkoord zijn met de gang van zaken. We begrijpen niet dat de regering onze koffiefabrieken zomaar kan verkopen, zonder ons te erbij te betrekken.”
De CNAC diende in oktober 2009 een klacht in bij het Burundese gerecht om de verkoop van de eerste fabrieken ongedaan te maken. In maart 2010 werd die klacht ontvankelijk verklaard en beval het tribunaal de verkoop van koffiefabrieken op te schorten, maar drie maanden later werd die opschorting opgeheven wat de uitkomst onzeker maakt.

Voor de koffieboeren is het nu of nooit:  ze vrezen dat privéondernemingen de koffiefabrieken zullen sluiten als ze met enkele minder rendabele jaren te maken krijgen. “Voor ons is vooral het voortbestaan van de Burundese koffiesector belangrijk, omdat koffie essentieel is voor de ontwikkeling van onze plattelandsgemeenschappen”, getuigt Macaire. “De overheid betrekt ons niet voldoende bij de privatisering en heeft vooral oor naar de belangen van de opkopers. Dat is een risico: boeren kiezen steeds meer voor andere teelten. De nationale productie en de overheidsinkomsten uit koffie zouden wel eens sterk kunnen dalen.”
De koffieboeren zijn bang dat ze hun verworvenheden gaan verliezen. “Een bedrijf dat eigenaar is van meer dan 40 fabrieken bepaalt zelf de prijs die het aan de boeren betaalt”, zegt Macaire. “De boeren zullen machteloos staan en de controle op de verwerking en de verkoop van hun product verliezen.”
Om niet afhankelijk te worden van de willekeur van buitenlandse exportbedrijven, richten de koffieboeren met de steun van INADES coöperaties op. Anthère maakt zich sterk: “Als de overheid ons geen inspraak in de koffiefabrieken geeft, dan organiseren wij ons met onze coöperaties om zelf fabrieken te bouwen en zo onze koffie zelf te commercialiseren.”

Jo Daelemans en Wim Schalenbourg zijn werkzaam bij Broederlijk Delen

Plaats een reactie