Voeding en landbouw: de nieuwe ramp

“Zijn oproepen tot fairtrade en korte keten vormen van bedrog?”

Alles wat er op het landbouwgebied de laatste jaren is gebeurd, of met goede of met slechte bedoelingen, is verkeerd uitgepakt.

Een onoplosbare trits van problemen wordt uitgelokt door het simpele advies milieubewust en dus lokaal te kopen. (…) En ook fair trade ontlokt kritiek.

In het kieshokje heeft de burger geen macht, want voeding en landbouw is geen politiek thema. (…) De burger wil wel, maar heeft geen invloed. (…) En dus vertrouwt zij als consument niemand meer en koopt het goedkoopste.

Duidelijke, streekgebonden plannen moeten de teruggang van grondgebonden boeren tegengaan. (…) Er is grote behoefte aan een systeem dat (…) keurmerken evalueert. (…) Deze evaluatie- en certificatiesystemen hoeven niet door de overheid te worden ingericht; consumentenorganisaties of groepen betrokken burgers en boeren kunnen de uitvoering ervan net zo goed controleren.


Michiel Korthals, Wageningen

Michiel Korthals, hoogleraar toegepaste filosofie aan Wageningen Universiteit, slaat en zalft tegelijkertijd in een artikel, dat oorspronkelijk verscheen op Waterlandstichting.nl (“Nederlandse progressieve denktank, die linkse leegte te lijf gaat met antwoorden op de nieuwe uitdagingen van rechts”).
Korthals is een internationale autoriteit op het vlak van bio-ethiek (met name voeding, dieren en milieu).

Wellicht interesseren u ook deze artikels:
1. Jan Douwe van der Ploeg, hoogleraar Wageningen, over de voedselcrisis
2. De slanke taille van de voedselindustrie
3. De wereld is een soep en de boeren zijn de ballekes
4. Regiofair: Rechtvaardige prijzen door prijstransparantie
5. een aangename waarheid: familiale landbouw kan de wereldbevolking voeden

Datum originele publicatie: 16-03-2007

Er is niets met betrekking tot voeding en landbouw dat niet onzeker is en heel veel deugt niet. Huiveringwekkende beelden van de duistere binnenkant van de voedselsector krijgen hedendaagse consumenten niet alleen te zien via films als Our daily bread van Nikolaus Geyrhalter, We feed the world van Erwin Wagenhofer, en Super Size Me van Morgan Spurlock. Minister Veerman schetste weliswaar in zijn laatste interview als minister een optimistisch beeld van de modernisering van de landbouw (NRC Handelsblad, 15-02-2007), maar massamedia en kranten geven duidelijke aanwijzingen dat het voedselsysteem op zijn zachtst gezegd volkomen in de war is. Ik zet wat ontwikkelingen op een rijtje.

Zes fundamentele problemen van de huidige landbouw

De intensieve veehouderij wordt door velen als onmenselijk gezien.

Het grote artikel in de januari-bijlage van NRC Handelsblad heette niet voor niets: Kippenmoord. De suggestie in het artikel is dat het dierenwelzijn er bij de biologische pluimveehouderij beter aan toe is. Maar dan blijkt een week later dat

dierenwelzijn bij de biologische veehouderij in feite vaak slechter geregeld

is en dat de biologische varkenshouderij met veel meer zieke dieren kampt (NRC Handelsblad, 12-02-2007).

Ten tweede: steeds meer voedingsproducten krijgen het label ‘gezond’ of iets dergelijks.

Of het nu gaat om ‘ik kies gezond’, ‘past in een gezonde leefwijze’, of ‘gezonde keuze’.

Maar tegelijk wordt steeds duidelijker dat veel van die claims ondeugdelijk zijn, en meestal berusten op eenzijdig onderzoek.

Alcoholbelangengroepen subsidiëren onderzoek naar de positieve gezondheidseffecten van wijn, melkbelangengroepen naar die van melk en melkproducten. Onderzoek naar negatieve effecten van voedingsmiddelen vindt weinig plaats (zie NRC Handelsblad, 9-02-2007). Ook neemt extreem overgewicht leidend tot kanker, diabetes 2 en hart- en vaatziekten nog steeds toe.

Er moet dus iets met dat zogenaamde gezonde voedsel aan de hand zijn.

Ten derde zijn er de problemen rond Fair Trade,

met als meest bekende kwestie de perikelen rond het chocolademerk Tony Chocolonely dat pretendeert ‘slaafvrije’ chocola te produceren en door concurrenten van oneigenlijke concurrentie wordt beschuldigd omdat er geen slaafvrije chocola bestaat.

Wordt ons voedsel voorzover het uit ontwikkelingslanden komt altijd geproduceerd door slaven?

Zijn fair trade producten dus eigenlijk bedrog?

Een vierde kluwen van problemen is verbonden met vis en visserij.

Vette vis (zoals zalm, haring en makreel) is gezond, zegt het Voedingscentrum. Maar de zeeën zijn bijna leeg en

over veertig jaar is er geen commerciële visserij meer mogelijk.

Daar bemoeit het Voedingscentrum zich niet mee. De mechanismen leidend tot overbevissing zijn volop aan het werk en lijken door welke machtige regering dan ook niet te stoppen. Stop dus met vis eten.

Ten vijfde: een onoplosbare trits van problemen wordt uitgelokt door het simpele advies milieubewust en dus lokaal te kopen om de milieukosten van transporten te vermijden.

Stel je voor dat je met een dergelijk simpel advies in één keer zou kunnen bijdragen aan allerlei mooie uitgangspunten als duurzaamheid, energiebesparing, kwaliteit van lokale omgeving en directe controle op productieprocessen. Het zou zo gemakkelijk zijn.

Maar wat als lokaal met grote energie-intensiteit wordt geproduceerd?

Koop je de lokale appels als er veel kunstmest wordt gebruikt? Wat doe je als blijkt dat er toch weer een ingrediënt van heel ver weg moet komen? Is het niet zo dat lamsvlees dat uit Nieuw-Zeeland hier naartoe verscheept wordt minder energie gebruikt dan lamsvlees uit Noord-Nederland?

Een zesde probleem is de gemeenschappelijke landbouwpolitiek van de EU(CAP).

Als er één ding duidelijk is, dan is het wel dat de CAP er helemaal niet op uit is gezondheid en milieu (duurzaamheid) te bevorderen.

De website farmsubsidies.org geeft aan dat het grootste deel van de 1,2 miljard euro aan Europese landbouwsubsidies in 2005 voornamelijk terecht kwam bij grote ondernemingen

als Campina, Friesland, AVEBE, Nestle, Interfood en Frico. Deze subsidies gaan naar melk, maïs en suikerbieten. Met hun lage prijs dragen deze producten in grote mate bij aan de toename van overgewicht. Door de CAP worden ook goedkope, EU-gesubsidieerde tomaten naar Afrika geëxporteerd.De werkeloze Afrikaanse boeren proberen vervolgens Europa binnen te komen om daar, als ze geluk hebben, werk te vinden in de tomatenkassen.

Is het dus goed dat de huidige CAP wordt afgeschaft? Maar met de nieuwe CAP ligt een andere catastrofe op de loer:

de verloedering van het landschap door het verdwijnen van de grondgebonden landbouw en de versterking van de fastfood-eetcultuur.

Herman Versteijlen stelt terecht dat de nieuwe CAP leidt tot versterking van de schaalvergroting en dat de afbraak van de grondgebonden landbouw door de nieuwe subsidieregeling nog sneller zal optreden (NRC Handelsblad, 8-07-2006). De landbouw zal uit Nederland verdwijnen. In 2004 hielden elke dag vier agrarische bedrijven ermee op. Maar de nieuwe subsidieregeling zal in nog sterkere mate de grondgebonden melkveehouderij verjagen. Zonder inkomenssteun en exportsubsidies zullen in 2023 alleen al in Friesland maximaal 1.500 van de huidige 4.500 Friese melkveebedrijven overblijven. Tegen die tijd zal een gemiddeld bedrijf meer dan tweehonderd dieren tellen: de betonkolossen zullen het platteland vullen!

Ook de eetcultuur wordt getroffen, want de nieuwe subsidieregeling maakt suiker- en energierijke voeding opnieuw goedkoper

– alsof we daarop zaten te wachten met de nog steeds groeiende trend van overgewicht en obesitas.

De kern van deze problemen

Alles wat er op het landbouwgebied de laatste jaren is gebeurd, of met goede of met slechte bedoelingen, is verkeerd uitgepakt. De landbouwpolitiek heeft geleid tot nog meer grootschalige bedrijven met een enorme druk op kippen, varkens en koeien om steeds meer vlees en melk te produceren tijdens nog kortere levens.

Ook de deskundigen weten het niet meer, vooral omdat ze nauwelijks gewend zijn over de grenzen van hun vak te kijken.

Een voorbeeld: deskundigen als Katan en Fresco (de Volkskrant,12-02-2007) moedigen dikke Nederlanders aan minder te eten, maar ze vergeten dat een dergelijke boodschap meestal betekent dat er nog minder groente en fruit wordt gegeten, en dat zij, door dikke mensen direct verantwoordelijk te maken voor hun overgewicht, stigmatiserend overkomt. Communicatiewetenschappers maken er steeds weer op attent dat de campagneboodschap van voedingscentra en deskundigen niet overkomt omdat die niet aanluit bij de betekenis, leefwereld en interessen van de doelgroepen (o.a. NRC Handelsblad, 13-02-2007). Een breder geïnformeerde deskundige als Michael Pollan beveelt dan ook aan: eet minder, maar eet meer fruit en groenten (New York Times, 28-01-2007).

De kern van al deze problemen is de enorme kloof tussen consumenten en producenten en de gebrekkige overheidsregie.

De consumenten hebben zich in de luren laten leggen met de zeer beperkte vrije keuze tussen een goedkoper of minder goedkoop product. Consumenten kunnen nauwelijks invloed uitoefenen op smaak, milieukwaliteit en sociale kwaliteiten van de voedselproductie. Ook in het kieshokje heeft de burger geen macht, want voeding en landbouw is geen politiek thema. Het Nederlandse ministerie van Landbouw heeft de afgelopen decennia een beleid van pappen en nathouden gevoerd, en heeft de trends tot grootschaligheid en tot afbraak van de grondgebonden landbouw bevorderd. De voortdurende nadruk van het ministerie op ‘zorgen dat partners iets doen’ en

de weigering om te ‘zorgen voor ethisch verantwoorde producten’, legt alle verantwoordelijkheid bij de machtigste marktpartijen, die ongehinderd door kunnen gaan met het op de schappen plaatsen van vette, energierijke en ethisch kwestieuze voeding.

Je hoort de uitvluchten van collectieve onverantwoordelijkheid: de overheid kan niet ingrijpen; de markt doet wat de consument wil; de burger wil wel, maar heeft geen invloed;

en de consument vertrouwt niemand en koopt dus het goedkoopste.

Het kind van de rekening zijn de dieren, de natuur (milieu), ontwikkelingslanden en de volgende generaties. Zij worden opgezadeld met een systeem van voedselproductie dat niet let op smaak, natuur, milieu, dierenwelzijn en menselijke maat.

Negen aanbevelingen

Wanneer je deze lange lijst van problemen overziet, waaraan bijvoorbeeld nog honger of zoönosen (SARS!) kunnen worden toegevoegd, vraag je je af hoe het zover heeft kunnen komen en wat we eraan kunnen doen. Laat ik wat suggesties doen voor verandering.

1. Steun grondgebonden landbouw in Nederland op alle fronten.

Grondgebonden landbouw betekent afwisselend weilanden met zwart-witte of bonte koeien, geriefbosjes, houtkaden, hakhoutwallen, sloten en bruggetjes. Grondgebonden landbouw is ambachtelijk. Natuurlijk kunnen er computers worden gebruikt, modern vervoer, genetische technieken of gsm. Ambachtelijk is niet antitechnologisch. Maar het blijft grondgebonden: ‘buiten’ speelt een essentiële rol en de natuur is niet alleen op het beeldscherm te zien.

Er zijn veel goede argumenten waarom grondgebonden landbouw in Nederland moet blijven. Het is een grote vergissing te denken dat je kunt beseffen wat natuur is door er alleen naar te kijken.

Wanneer je de natuur alleen ziet als behang of decor, zonder er daadwerkelijk bij betrokken te zijn (hoe dan ook: als wandelaar of fietser, als spelend kind, als leerling of student, als tuinier, als boer) dan leidt dat tot overschatting van de eigen mogelijkheden en verwaarlozing van de specifieke kenmerken van de natuur. Door te beleven hoe planten groeien of een dier eten zoekt, merken mensen dat het natuurleven eigen wegen kent, en niet totaal maakbaar is. Mensen leren zo op allerlei manieren hun zintuigen te gebruiken. Via actieve betrokkenheid met landbouw en natuur leren mensen dat ze afhankelijk zijn van natuurprocessen en dat deze een belangrijke betekenis hebben en zin kunnen geven aan je leven.

Maatschappelijk gezien betekent direct contact met de natuur dat er minder kans is op overmoedige burgers, die alles denken te kunnen claimen, en menen dat alles grenzeloos is en dat de natuur eindeloze stromen grondstoffen uitbraakt.

Wanneer grondgebonden landbouw een plaats heeft in de samenleving ontstaat er ook een ander voordeel. Wat dichtbij wordt geproduceerd, kan gemakkelijker volgens de eigen maatschappelijke normen worden gestuurd en gecontroleerd. Iedere grondgebonden boer die verdwijnt, is er één te veel.

2. Communicatie en educatie over landbouw en natuur is een must

Laat kinderen van de grondgebonden landbouw leren.

Processen van geboorte, groei en verval oefenen op kinderen een ongekende fascinatie uit (en niet alleen op hen natuurlijk). Nog een reden om grondgebonden landbouw te steunen. Maak smaaklessen tot een verplicht onderdeel op alle scholen.

3. Slecht de barrières waar ethisch bewuste consumenten telkens op stuiten.

Volgens talrijke enquêtes maakt ongeveer een derde tot tweederde van de consumenten zich bezorgd om de voedselproductie. Het kan hierbij gaan om het welzijn van dieren, maar ook om de verslechterde kwaliteit van het landschap, onrechtvaardige handel of een nadelige invloed op het milieu. Onbesproken voedsel is voor deze bewuste consumenten niet de moeite waard. Ethisch verantwoord consumeren en produceren neemt vele vormen aan, maar er zijn talrijke barrières. De kloof tussen hoe burgers willen consumeren en hun werkelijke koopgedrag (soms zelfs hypocrisie genaamd) wijst op niets anders dan deze barrières.

Als je ethisch inzichten hebt waar je je aankopen op wilt baseren, kun je daar over het algemeen niet naar handelen.

Het is te gemakzuchtig de consument te verwijten dat deze inconsistent handelt of zelfs hypocriet oordeelt. De ethisch bewuste consumenten hebben grote moeite goede informatie en goede producten te vinden.

Traceerbaarheid is nu gericht op verhindering van besmetting en verontreiniging. Ethische traceerbaarheid helpt consumenten bij hun streven naar een meer morele consumptie door duidelijk te maken welke afwegingen producenten hebben gemaakt met betrekking tot dierenwelzijn, milieueffecten, fair trade, gezondheid en prijs.

Betrek consumenten bij het vaststellen van ethische traceerbaarheid van dierenwelzijn, milieueffecten en fair trade.

4. Bedrijfsleven en overheid dienen totale duidelijkheid te geven over herkomst en productiewijze van producten en dienen af te zien van irrelevante reclame voor zogenaamd ‘gezond voedsel’.

Nog steeds is er weinig transparantie in de keten, terwijl de hoeveelheid geld die besteed wordt aan reclame ontzagwekkend is (jaarlijks ongeveer 40 miljard).

Dwing de sterkste ketenpartners, zoals de supermarkten en de grote voedingsbedrijven, meer duidelijkheid te geven over waar hun voedingsproducten vandaan komen,

en schrijf voor dat ze een tiende van hun reclame uitgaven besteden aan onafhankelijk geproduceerde informatie.

Verbied televisiereclame voor junkfood.

5. Vermijd dat voeding als brandstof wordt gezien.

In veel expliciete en impliciete boodschappen van overheid en bedrijfsleven wordt voeding als brandstof gezien. Ook in de berichten van het Voedingscentrum wordt

voeding alleen maar gewogen, geteld en gemeten. De kwaliteit van de voeding doet er voor het Voedingscentrum niet toe,

zoals blijkt uit de bekende kandidaten voor haar jaarlijkse voedingsprijs, een industrieel yoghurtje of zoutig soepje. Maar het is een grote fout voeding als brandstof te zien:

voeding heeft een multifunctionele betekenis, omdat het mensen met de natuur en hun lichaam in contact brengt, sociale contacten bevordert en de identiteit van mensen bepaalt.

De overheid heeft er groot belang bij dat mensen informeel bij elkaar komen. Voeding helpt daarbij in belangrijke mate (kom je een kopje koffie drinken?). Ook bedrijven kunnen alleen maar een langdurige vertrouwensrelatie opbouwen met hun klanten wanneer ze voeding zien als een waardevol goed, niet als een brandstof die er nauwelijks toe doet.

6. Zorg voor goede certificatie- en evaluatiesystemen van keurmerken.

Steeds meer nieuwe logo’s, vooral gezondheidskeurmerken, duiken op. Er is een opwaartse (Europese) druk (ook voelbaar in de VS en Canada) in de richting van meer dierenwelzijn, milieu en fair trade, en die leidt tot een wildgroei aan keurmerken. Deze chaos kan alleen worden teruggedrongen door onafhankelijke evaluatie daarvan.

Er is grote behoefte aan een systeem dat deze keurmerken evalueert.

Ook is er een evaluatiesysteem nodig dat grondgebonden boeren met hun producten beoordeelt, zodat deze grotere bekendheid krijgen.

Deze evaluatie- en certificatiesystemen hoeven niet door de overheid te worden ingericht;

consumentenorganisaties of groepen betrokken burgers en boeren kunnen dat net zo goed doen.

7. Laat ethische kwaliteit van de voedingsproducten een duidelijk verschil maken en certificeer dat verschil. Zorg voor uitgekiende kwalificatieschema’s.

Laat boeren concurreren op kwaliteit en niet op prijs!

Laat de ambachtelijke grondgebonden boeren niet vallen onder de kwaliteitsschema’s van de grote industriële spelers. Dwing de sterke verwerkende ketenpartners rekening te houden met differentiatie van de aangevoerde waar. Bijvoorbeeld: de melk van koeien die uitsluitend gras eten dient als ‘grasmelk’ te worden verwerkt en in de winkel als zodanig herkenbaar te zijn.

8. Maak duidelijke, streekgebonden plannen hoe de teruggang van grondgebonden boeren tegen te gaan en laat de uitvoering van deze plannen controleren door consumentengroepen.

Deze plannen moeten ook hulp bieden aan boeren die willen overstappen naar grondgebonden landbouw, zodat starters en overgangers meer hulp (financieel, belastingtechnisch en inhoudelijk) krijgen.

9. Maak het mogelijk dat consumenten financiële en andere voordelen krijgen als ze grondgebonden boeren steunen via acties als adopteer een kip, koe, boom, boerderij, of boomgaard.

Michiel Korthals

U kan dit artikel in afdrukbare, doorlopende tekst hier downloaden.

conclusie:

Michiel Korthals haalt zwaarwichtige argumenten aan om de burger (als consument) ernstig te nemen. Zowel fairtrade als korte keten dragen belangrijke argumenten in zich om de burger weerbaar te maken tegen kort-door-de-bocht-verhalen, welke veel belangengroepen, transnationale bedrijven en politici plegen te doen. In quasi álles aangaande voeding en landbouw, zoals de auteur zeer pertinent argumenteert. We concentreren ons hier nu echter even verder op fairtrade en korte keten.

Fairtrade en korte keten zijn als het ware educatieve werkvormen, die intrinsiek een grote meerwaarde in zich dragen, maar ze worden – mede door hun inherent kwetsbare positie binnen het ‘wereldmarktmodel’ van de vrijhandel – nog te vaak aan de huisvrouw of -man gebracht met argumenten, die al even kort door de bocht dreigen te gaan.

Doch, sprookjes bestaan niet. Het moet daarom ook ten stelligste vermeden worden de burger te verleiden met makkelijke, hapklare, maar an sich soms misleidende verhalen. Want vooralsnog blijven het – zeer zeker zinvolle – verhalen, met een open einde; die vertellen over een avontuurlijke zoektocht. Maar geen van beide modellen is dus “af”.

Het consumentenkapitalisme heeft de burger onzeker, argwanend en onhandelbaar gemaakt. De consument weet niet meer waar hij aan toe is. Zij die ijveren voor fairtrade en korte keten moeten dus

  1. zorgvuldig zijn in hun argumentatie en bewijsvoering,
  2. en bovenal de consument én de boer als mondige burgers betrekken en hen zélf het slotstuk laten schrijven.

M.a.w., ook zij moeten (met) bewijzen het vertrouwen van de burger (te) verdienen. Enkel op deze manier kan uiteindelijk – middels de nu zichzelf toegedichte – transparantie tot meer consumentenbewustzijn en -actie leiden.

Het campagnemodel FairTradeGemeente is hier (in Vlaanderen) goed naar op weg.

Fairtrade en korte keten zijn uiteraard geen vormen van bedrog.
Ze dienen beide echter gezien te worden als een opstap naar méér autonomie.
Niet naar nóg meer ketenen door vrijblijvende claims en andere verkooppraatjes.

Beide dienen ingeschakeld te worden in een eetcultuur, waarbinnen voeding gebracht wordt als een waardevol goed, niet als een brandstof zondermeer.

of dit het antwoord is??

In een komende bijdrage op regiofair.wordpress.com zullen we een aantal ideeën aanreiken omtrent hoe samen-werken aan de weerbaarheid van de consument kan leiden tot een meer geëngageerd consumptiepatroon inzake fairtrade en korte keten.