kleine producenten morren: hoe de Wereldwinkels het verschil moeten maken met Max Havelaar

Wellicht interesseert u ook deze bijdrage:
kritiek zwelt aan in aanloop van Week v/d Fair Trade: “het gaat fout met Max Havelaar”

Transparantie is een hoofdthema binnen het nieuwe marketingplan van Oxfam-Wereldwinkels. Wat doe je met dat begrip wanneer de kleine, achtergestelde boeren – de traditionele doelgroep van de fairtradegedachte – steeds vaker misnoegd hun stem verheffen tegen de praktijken van de fairtradekeurmerklabels? Ik zou zeggen: erover communiceren. Het verhaal van fairtrade transparant maken, met durf en zonder toegevingen, wordt het belangrijkste verkoopsargument voor Wereldwinkels. Sterker nog: het wordt dé kwestie inzake overleven als beweging.

In W2 (het ledenblad van de Oxfam-Wereldwinkels) haalt Ragel Hasselman van de Heiveld Coöpertieve in Zuid-Afrika alvast hard uit naar de FLO (fairtrade labelling organisaties):

“Is fairtrade liefdadigheid: gelukkige arbeiders op een plantage? Of is fairtrade structuren veranderen? Ik zeg niet dat FLO niet mag groeien. Maar het mag zijn ziel niet verloochenen. Als consumenten zouden weten onder welke omstandigheden hun producten gemaakt worden… Ik weet heel goed hoe het er op Zuid-Afrikaanse plantages aan toe gaat. Ik zou er geen producten van kopen.”

Bovenstaande quote gebruikte ik ook in een artikel op foodlog.nl, dat ik er postte met als titel: “jonge consument wil meer fair value; maar betaalt kleine producent de prijs?

wat is het verschil tussen Oxfam-Wereldwinkels en Max Havelaar?

Deze vraag brengt mensen via zoekmachines regelmatig naar hier.

Koen Van Bockstal – directeur van Oxfam-Wereldwinkels – noemt de koffie van Oxfam Fairtrade Max Havelaar ‘Plus’.

Ik zou op Van Bockstal zijn woorden aanvullend durven stellen:

Max Havelaar is een kantoororganisatie.

Oxfam-Wereldwinkels is een beweging.

7500 vrijwilligers staan in meer dan 200 lokale Wereldwinkelwerkingen in voor de verspreiding van de fairtradeboodschap. Wanneer de FairTradeGemeenten, bijvoorbeeld, vandaag als paddestoelen uit de grond schieten in Vlaanderen, heeft dat alles te maken met de dynamiek van het netwerk van vrijwilligers – actief binnen Wereldwinkels – en veel minder met wat er in kantoren over wordt gedacht.

De fairtradebeweging staat voor een belangrijke keuze: “kiest ze voor anders-globalisme of anders-monopolisme?” , stelde ik hier al eerder. Of met andere woorden: blijft ze haar eigen missie trouw (i.e. het economisch weerbaar maken van achtergestelde, kleine producenten) of gaat ze voor makkelijk succes (i.e. de distributie bedienen met producten van grote plantages). Ook de Wereldwinkels moeten hier kiezen.

goede arbeidsomstandigheden, een basisvereiste

Bovenstaande zijn namelijk fundamentele keuzes. In W2 klaagt Ragel Hesselman van Heiveld verder over de FLO (Fairtrade Labelling Organizations):

In een FLO-document ging het eens over economische ontwikkeling van de werkers op de plantage tot het punt dat ze mede-eigenaars van de plantage zouden worden. Maar dat was verdwenen in de definitieve versie van dat document: de eigenaars moesten correcte arbeidsomstandigheden voorzien. En via de premie was er wat ruimte voor sociale voordelen. Maar dat noem ik geen sociale empowerment. Goede arbeidsomstandigheden, dat moet een basisvereiste zijn. De focus van FLO moet economische ontwikkeling zijn.”

goede arbeidsomstandigheden, een marketingvereiste

Ik schreef in juni 2007 op foodlog.nl een artikel: Hoe fair moet fairtrade-communicatie zijn?. Daarin stelde ik de vraag:

‘moet de Fairtrade-beweging ook communiceren over de dingen die niet zo goed verlopen? Is fairtrade pas fairtrade wanneer de hele keten ‘eerlijk en transparant’ is?’

Slechts één reactie, maar wel een veelzeggende. Ze kwam van culinair journalist Wouter Klootwijk en ging als volgt:

Ja.

Pikken de Wereldwinkels de handschoen op? Mijns inziens is deze laten liggen, kiezen voor verschralen en inkrimpen. Wereldwinkels schrijven in hun nieuwe marketingplan immers dat ze dé referentie willen blijven voor fairtrade in Vlaanderen. Het verhaal van fairtrade transparant maken, met durf en zonder toegevingen, blijft het belangrijkste verkoopsargument voor Wereldwinkels en zal van doorslaggevend belang blijken, wil het haar toekomst als beweging zelf in de hand houden.

Ik heb het boek “Ethisch groeien – ondernemen met aandacht voor mensen” er dan nog maar eens op doorgelezen. Daarin schrijft de auteur Ignace van Doorselaere:

“In communicatie geldt er één gouden tip: als niets nog werkt, probeer het dan met de waarheid (if everything fails, try the truth). Bedrijven doen vaak teveel moeite om de waarheid te verbergen of te verbloemen en geven een zeer eenzijdige en mooiverpakte of zelfs verdraaide voorstelling van de feiten. Dat soort communicatie wordt uiteindelijk lachwekkend, en heeft een averechts effect omdat ze wordt ingehaald door ganggeruchten en de ‘koffieruimte’.”

Fairtradekeurmerken dreigen in hetzelfde bedje ziek te vallen. Al slaan ze de gouden tip al eens in de wind. Let wel: FT-keurmerken is niet gelijk aan FT-beweging. In het leven moet je soms keuzes maken. Ik kies voor beweging.

Dus, de mensen van de Heiveld-coöperatieve zeggen:

“In een FLO-document ging het eens over economische ontwikkeling van de werkers op de plantage tot het punt dat ze mede-eigenaars van de plantage zouden worden. Maar dat was verdwenen in de definitieve versie van dit document: de eigenaars moesten correcte arbeidsomstandigheden voorzien. En via de premie was er wat ruimte voor sociale voordelen. Maar dat noem ik geen economische empowerment. Goede arbeidsomstandigheden, dat moet een basisvereiste zijn. De focus van FLO moet economische ontwikkeling zijn.”

Voor alle duidelijkheid: FLO is de fair trade labelling-organisatie. Zij bepalen de spelregels waaronder de light-versie van eerlijke handel fair trade mag heten. Onder die regels valt bijv. een minimumprijs per productgroep. Je mag boven die prijs gaan, zoals sommige hardcore-fairtradelievende ondernemers doen, maar de meerderheid zeker niet. En supermarkten zijn hier geen vragende partij, bijvoorbeeld. Daarbovenop komt dan nog een fairtradepremie. Wat de Heivelders pijn doet, is dat die premie (wat een ontwikkelingssurplus zou moeten betekenen) nu als pasmunt wordt gehanteerd om op de grote FT-gelabelde plantages ‘correcte arbeidsomstandigheden te voorzien’. Terwijl volgens hen correcte arbeidsomstandigheden dus integraal deel zouden moeten uitmaken van een FT-labellingproces.

Een voorbeeld uit de praktijk binnen de Oxfam-Wereldwinkels. Zij kopen citrussap bij Coagrosol in Brazilië. Toen de sapprijzen eind 2006-begin 2007 op de wereldmarkt boomden, betaalden ze wereldmarktprijs (die veel hoger lag dan de minimumprijs van de eerlijke handel). Coagrosol is een kleintje naast de (slechts!) vier grote (multinationale) sapondernemingen in Brazilië, maar naar FT-maatstaven zijn de lidorganisaties dan weer geen kleintjes, met familiale bedrijven van een gemiddelde grootte rond de 25 hectare.

De vier groten staan gekend om hun onderlinge prijsafspraken, waardoor de meerprijs op de wereldmarkt – in tegenstelling dus tot bij Coagrosol – niet tot bij ‘hun’ contractelers doorstroomt. Maar bovenop die wereldmarktprijs komt dan nog de fairtradepremie. En die wordt gebruikt voor opleidingsprojecten voor de kinderen van de plukkers. Een ander deel besteedt de organisatie aan milieuvriendelijke teelt (een revoltutie in deze regio). Om deze projecten te beheren, werd een structurele samenwerking op poten gezet tussen de plukkersvakbond en de familiale boeren. Deze samenwerking verloopt niet zonder slag of stoot. Maar de impact mag gezien worden. Niet enkel op het vlak van verbeterde arbeidsvoorwaarden voor de plukkers, maar ook op het gebied van gezamenlijke projecten. Da’s toch wel wat meer dan “mijnheer de plantage-arbeider, vreest niet, maar probeer met die premie de arbeidsvoorwaarden van je werknemers wat te verbeteren”.

Om nog effe op Heiveld terug te komen. Die rooibosthee uit Zuid-Afrika is zo gewild, dat afgelopen jaren grootgrondbezitters duizenden en duizenden hectaren hebben aangeplant met één minderwaardige soort. Overproductie was het gevolg. De markt is nu verzadigd. Pech voor Heiveld, want nu moeten ze op zoek naar nieuwe afzetkanalen voor hun zoveel lekkerdere ‘wilde’ soorten, die ook nog eens een zegen voor de biodversiteit zijn. Dan smaakt dat FT-kopje Rooibos van de plantage me toch bitter, hoewel échte Rooibosthee dat nu net niét doet.